2.4 Analyseren
Basisbegrip 15: Aanname
Basisbegrip 16: Konijnenprincipe
Basisbegrip 17: Schakelprincipe
Basisbegrip 18: Afleidingsbezwaar
Basisbegrip 19: Redeneerpatronen
Basisbegrip 20: Deductieve redenering
Basisbegrip 21: Inductieve redenering
Basisbegrip 22: Abductieve redenering
LInks
Basisbegrip 15: Aanname
De meeste mensen zullen wel bekend zijn met aannames, die we in dit verband als volgt preciseren:
- Een aanname is een propositie waarvan iemand aanneemt dat deze waar is, zonder bewijs hiervoor te hebben geleverd of overwogen.
Erkende, expliciete en onuitgesproken (verborgen) aannames
De mate waarin we ons van aannames bewust zijn en ze erkennen kan verschillen.
‘ Ik heb geen chemotherapie nodig,’ zei Sonja. ‘Je moet nu eenmaal altijd optimistisch blijven. Bovendien krijg ik van mijn homeopaat natuurlijke medicijnen. Mijn homeopaat is een prima arts.’
- Sonja is zich er volledig van bewust dat haar overtuiging dat ze altijd optimistisch moet blijven een aanname is. Het is een erkende aanname, dat wil zeggen een aanname die als zodanig wordt onderschreven.
- Sonja zegt expliciet dat haar homeopaat een prima arts is, maar ze lijkt zich niet te realiseren dat ze daar geen bewijs voor heeft geleverd. De aanname is expliciet, maar wordt niet als zodanig erkend.
- Sonja zegt het niet expliciet, maar ze is er kennelijk zonder enige bewijsgrond van overtuigd dat de medische kennis van haar homeopaat ver genoeg strekt voor de behandeling van kanker. Deze aanname wordt niet expliciet vermeld en al helemaal niet als aanname erkend. Dergelijke aannames noemen we onuitgesproken. Ze worden ook wel verborgen genoemd, maar die term wordt vaak verkeerd begrepen, aangezien hij de indruk kan geven dat een aanname met opzet niet expliciet is gemaakt.
Waar komen we aannames tegen?
Zoals we in het voorbeeld hebben kunnen zien, komen aannames vaak voor in redeneringen en kunnen ze verschillende functies vervullen. Het is belangrijk dat we weten wanneer ze kunnen opduiken, want ze vormen gezien hun aard meestal de zwakste punten in een redenering. Als een redenering een cruciaal gebrek vertoont, is dat vaak een van de aannames.
Aannames treffen we regelmatig aan in:
- Basispremissen. Een basispremisse vormt als het ware de ondergrond van de redenering, waarop verder geen redenen of bezwaren van toepassing zijn. Basispremissen (dat wil zeggen, zolang ze zelf geen basis hebben) zijn klassieke voorbeelden van aannames.
- Verborgen co-premissen. Een verborgen co-premisse is vrijwel per definitie niet bewezen en is vanuit het oogpunt van het publiek een onuitgesproken aanname.
- Bases. Een basis wordt meestal omgeven door een cluster van aannames, die meestal onuitgesproken blijven. Zo is Sonja’s basis om homeopathische middelen te gebruiken de (veronderstelde) deskundige mening van haar homeopaat dat dergelijke middelen heilzaam zijn. Daarbij neemt ze aan dat de deskundigheid van de homeopaat betrekking heeft op kanker en de behandeling daarvan.
Aannames identificeren
Het identificeren van de aannames in een redenering is een van de belangrijkste en een van de lastigste aspecten van het redeneren. Het vergt oefening, ervaring en veel verbeeldingskracht om alle aannames op te sporen zonder de fout te maken aan iemand aannames toe te schrijven die niet nodig zijn.
In het geval van onuitgesproken co-premissen kan kennis over de fundamentele structuur van redenen en bezwaren een belangrijke rol spelen bij het snel en accuraat vaststellen welke aannames een rol spelen.
Zie ook: Basisbegrippen Propositie en Basis
link
Basisbegrip 16: Konijnenprincipe
Het zogenaamde Konijnenprincipe is een van de eenvoudigste, maar tegelijk een van de belangrijkste en nuttigste regels van het redeneren. In informele bewoordingen komt het hierop neer:
- Het Konijnenprincipe: in een stelling mogen geen konijnen uit de hoge hoed worden getoverd.
Meer letterlijk:
- Iedere belangrijke term of woordgroep die voorkomt in de stelling van een enkelvoudige redenering moet ook voorkomen in een premisse van de redenering.
Figuur 2.12
Zie het voorbeeld over VitaGraan. Merk op dat de stelling de volgende belangrijke termen en/of woordgroepen bevat:
- VitaGraan
- is goed voor je
Merk verder op dat deze term en woordgroep ook in de premissen voorkomen, in dit geval zelfs elk in een eigen premisse. Deze stelling voldoet aan het Konijnenprincipe.
Figuur 2.13
Deze redenering komt veel meer overeen met de manier waarop mensen normaal redeneren. De stelling bevat de volgende termen en woordgroepen:
- De mensheid
- staat
- vooravond
- ramp
Geen van deze termen komt voor in de premissen. Het zijn allemaal konijnen uit de hoge hoed: ze verschijnen ‘uit het niets’ in de stelling. Bij deze redenering is er een grote afstand, een ‘sprong in de logica’, tussen de premisse en de stelling.
Waarom konijnen?
De naam van het Konijnenprincipe verwijst uiteraard naar de goochelaarstruc waarbij een konijn uit een hoed getoverd wordt. Hoe het er op het toneel ook mag uitzien, als er een konijn uit een hoed komt, zat het er al in. Konijnen verschijnen nu eenmaal niet uit het niets. Op dezelfde manier zul je, als je een stelling over ‘de mensheid’ wilt bewijzen, de mensheid ook moeten noemen in je premissen.
Waarom is het Konijnenprincipe belangrijk?
Als we ons aan het Konijnenprincipe houden, heeft dat diverse positieve gevolgen voor ons redeneren, doordat we:
• de premissen die de basis voor de stelling vormen volledig expliciet maken, en
• het verband tussen de premissen en de stelling versterken.
Kort gezegd, het Konijnenprincipe maakt redeneringen helderder en nauwkeuriger.
Uitdaging
Het Konijnenprincipe is een heel eenvoudig concept, maar het kan een uitdaging zijn om je eraan te houden.
Om te beginnen glipt een goochelkonijn er snel tussendoor: terwijl we nietsvermoedend verder lezen, worden er soms ongemerkt nieuwe ideeën geïntroduceerd.
Daarnaast is het soms een hele opgave om vast te stellen of het principe wel of niet is gevolgd. Is ‘de mensheid’ hetzelfde als ‘miljarden mensen’? Is het werkwoord ‘is’ in de context van het Konijnenprincipe een belangrijk woord in het eerste voorbeeld?
Tot slot is het vaak niet eenvoudig om de stelling of premissen zodanig aan te passen dat aan het Konijnenprincipe wordt voldaan.
Gelukkig geldt ook hier, zoals bij de meeste vaardigheden: oefening baart kunst.
Basisbegrip 17: Schakelprincipe
Het Schakelprincipe is een nuttig hulpmiddel bij het goed redeneren, omdat redeneringen er explicieter en strakker door worden. Net zoals het Konijnenprincipe is het Schakelprincipe een eenvoudig, maar belangrijk en bruikbaar concept.
Het uitgangspunt is dat bij een enkelvoudige redenering (op basis van een reden of bezwaar) de premissen geschakeld zijn met elkaar en met de stelling wat betreft de gebruikte termen. In formele bewoordingen komt het hier op neer:
- Iedere belangrijke term of woordgroep die voorkomt in een premisse van een enkelvoudige redenering moet tevens voorkomen in ofwel de stelling, ofwel een van de andere premissen.
Figuur 2.14
Neem nu weer het voorbeeld over VitaGraan. Merk op dat de eerste premisse de volgende belangrijke termen en/of woordgroepen bevat:
- VitaGraan
- bevat
- tarwe
‘VitaGraan’ komt ook in de stelling voor, zodat de eerste premisse een deel van de stelling overlapt. En ‘tarwe’ komt tevens voor in de tweede premisse, zodat de beide premissen elkaar ook overlappen.
Figuur 2.15
Daarmee is nog niet helemaal aan het Schakelprincipe voldaan, aangezien ‘bevat’ nergens anders voorkomt. Om dit te herstellen, moeten we de redenering enigszins aanpassen. Eén mogelijke oplossing staat hierboven. Nu komen alle belangrijke woorden en/of woordgroepen uit de premissen tevens ergens anders in de redenering voor.
Doordat we ons in dit geval aan het Schakelprincipe houden, gebeurt het volgende:
- Er zijn geen belangrijke termen of woordgroepen meer die niet stevig verbonden zijn met de algemene structuur van de redenering.
- Het verband tussen beweringen is verstevigd doordat deze meer termen of woordgroepen met elkaar gemeen hebben.
- De onuitgesproken aanname dat VitaGraan een levensmiddel is, is expliciet geworden. (Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar VitaGraan had bijvoorbeeld ook veevoeder kunnen zijn.)
Dat zijn het soort voordelen dat je kunt verwachten wanneer je nauwgezet het Schakelprincipe toepast.
Strategieën voor het verwijderen van overtredingen
Als we een redenering verfijnen om overtredingen van het Schakelprincipe of het Konijnenprincipe te verwijderen, kunnen we de volgende strategieën toepassen:
- Gebruik steeds exact dezelfde term of woordgroep wanneer een en hetzelfde concept wordt bedoeld.
- Verwijder alle termen of woordgroepen die bij nader inzien niet van essentieel belang zijn voor de redenering.
- Voeg indien nodig nog een co-premisse toe, maar pas op dat daardoor geen nieuwe problemen met het Schakelprincipe ontstaan.
Basisbegrip 18: Afleidingsbezwaar
Over het algemeen zijn bezwaren gericht tegen beweringen; bezwaren vormen het bewijs dat beweringen niet kloppen. Soms vormen die beweringen zelf de premissen van een andere redenering. In die gevallen komt het bezwaar er in feite op neer dat de redenering niet klopt omdat een bepaalde premisse niet waar is. In andere gevallen lijken bezwaren niet tegen een premisse gericht, maar tegen de afleiding van de hoofdstelling uit de premisse(n).
Voorbeeld:
Susanne: Het gaat slecht. De economie staat stil. Het is de schuld van president Steunbeer. Alles ging prima totdat hij werd verkozen. Loes: Waarom ligt het dan aan Steunbeer? De economie kan door allerlei andere oorzaken in het slop terecht zijn gekomen.
Loes maakt geen bezwaar tegen Susannes premisse dat alles prima ging totdat Steunbeer werd verkozen. Ze is daarentegen van mening dat uit de premisse (ook al is die wellicht waar), gewoon niet blijkt dat premier Steunbeer de economie heeft geschaad.
- Een afleidingsbezwaar is een bezwaar tegen de kennelijke link tussen de premissen en de stelling van een enkelvoudige redenering.
Figuur 2.16 Een standaardbezwaar
Figuur 2.17 Een premissenbezwaar
Figuur 2.18 Een afleidingsbezwaar
Omzetting naar een premissenbezwaar
Figuur 2.19
Hoe kunnen we de algemene definitie van een bezwaar (dat wil zeggen, een reden om aan te nemen dat een bewering niet klopt) verenigen met het idee van een bezwaar tegen een afleiding (in plaats van een bewering)? Dat doen we door ons te realiseren dat een afleidingsbezwaar in feite een bezwaar is tegen een nog niet uitgesproken premisse. Als we alle premissen van de oorspronkelijke redenering op de juiste manier verwoorden, komen we vanzelf tot de ontdekking dat het afleidingsbezwaar betrekking heeft op een van de toegevoegde premissen.
In het voorbeeld hierboven gaat Susannes redenering uit van de onuitgesproken aanname dat Steunbeer de verandering in de economie moet hebben veroorzaakt. Tegen die aanname is Loes’ bezwaar gericht.
Echte afleidingsbezwaren Een echt afleidingbezwaar bestaat uit meer dan alleen de uitspraak dat de stelling niet uit de premissen volgt. Hij moet ook een reden bevatten waarom de stelling er niet uit volgt.
Redenering: Voetbal moet wel de leukste sport zijn, want er spelen meer mensen voetbal dan welke andere sport ook. Bezwaar: De leukste sport is niet per se de sport die het meest wordt gespeeld.
In dit voorbeeld bestaat het bezwaar eenvoudig uit de ontkenning van de onuitgesproken co-premisse dat de leukste sport die sport moet zijn die het meest wordt gespeeld. Een echt bezwaar zou nog meer bewijs bevatten, bijvoorbeeld de bewering dat het aantal mensen dat een bepaalde sport beoefent tevens wordt beïnvloed door bepaalde historische en culturele factoren, en niet alleen door de aard van de sport zelf.
Zie ook: Basisbegrip Bezwaar
link
Basisbegrip 19: Redeneerpatronen
Redeneringen worden op zeer veel verschillende manieren gebruikt. Binnen dat brede scala bestaan er uiteraard belangrijke overeenkomsten en verschillen tussen redeneringen, die we op basis daarvan kunnen onderverdelen in verschillende typen. Bepaalde typen redenering komen regelmatig voor:
_ Een redeneerpatroon is een veelvoorkomende, specifieke structuur van een redenering.
Redeneerpatronen kunnen nuttig zijn bij het redeneren en kritisch denken:
- Begrip. Als we bekende redeneerpatronen herkennen, kunnen we de redenering beter volgen, zeker wanneer deze complex is.
- Constructie. Onze redeneringen worden effectiever als we ze opbouwen uit bekende onderdelen.
- Evaluatie. We kunnen onze kennis van de sterke en zwakke punten van een bepaald redeneerpatroon gebruiken om de kwaliteit van een nieuwe redenering volgens dat patroon snel in te schatten.
Voorbeeld
Vaak redeneren mensen als volgt:
Als die vulkaan op het punt stond om uit te barsten, zouden we trillingen voelen. Er zijn echter geen trillingen, dus voorlopig zijn we veilig.
Dit patroon komt zo vaak voor, en is zo bruikbaar, dat het een Latijnse naam heeft gekregen: modus tollens. Met behulp van symbolen kunnen we dit patroon als volgt weergeven:
Als P waar was, zou Q ook waar zijn. Q is niet waar. Daarom is P ook niet waar.
Waarbij P staat voor de bewering ‘de vulkaan staat op het punt om uit te barsten’ en Q voor ‘we voelen trillingen’.
Redeneringen die het patroon van een modus tollens volgen, hebben de prettige eigenschap dat ze geldig zijn. Dat betekent dat, als de premissen waar zijn, ook de stelling waar is. Stel: we willen de redenering evalueren, dat wil zeggen bepalen in hoeverre de redenering de stelling ondersteunt. Zodra we zien dat de redenering het patroon van de modus tollens volgt, dan weten we meteen dat we ons volledig kunnen concentreren op het onderzoeken of de premissen al dan niet waar zijn.
Verschillende soorten redeneerpatronen
Er zijn tientallen, misschien wel honderden redeneerpatronen, waaronder:
- Eenvoudige deductieve redneerpatronen, zoals de modus tollens.
- Inductieve redeneerpatronen, bijvoorbeeld statistische generalisatie om verkiezingsuitslagen te kunnen voorspellen.
- Abductieve redeneerpatronen, waarbij een bepaalde hypothese wordt afgeleid omdat hij aanwezige gegevens causaal verklaart.
- Redeneerpatronen die bij een bepaald vakgebied horen, zoals een juridisch betoog.
- Drogredenen – veelvoorkomende redeneerpatronen die meestal een gebrekkige redenering opleveren.
Ken uw patronen
Redeneren en kritisch denken voor gevorderden vereist dat je vertrouwd raakt met een groot aantal redeneerpatronen. Je kunt dit vergelijken met het deskundig worden op allerlei andere terreinen. Een jazzmusicus bijvoorbeeld krijgt door jarenlang luisteren en oefenen een groot gevoel voor een hele verzameling melodieën, akkoordensequenties en ritmes. Daardoor kan hij of zij schijnbaar moeiteloos optreden. Met redeneren is het net zo; redeneerpatronen zijn vergelijkbaar met ritmische basispatronen of muzikale motieven.
Zie ook:
- Basisbegrippen Deductieve redenering, Inductieve redenering, Abductieve redenering en Drogreden
- Redeneerpatronen in de Rationale Gids
- Wiki bij Rationale: http://wiki.austhink.com/Patterns+of+argument
Links
Basisbegrip 20: Deductieve redenering
Aan sommige redeneringen lijkt een onweerstaanbare logische kracht ten grondslag te liggen. In dergelijke gevallen volgt de stelling onverbiddelijk uit de premissen; als je de laatste aanvaardt, lijkt het rationeel gezien onmogelijk de eerste niet ook te aanvaarden. Zie het onderstaande voorbeeld:
Aan sommige redeneringen lijkt een onweerstaanbare logische kracht ten grondslag te liggen. In dergelijke gevallen volgt de stelling onverbiddelijk uit de premissen; als je de laatste aanvaardt, lijkt het rationeel gezien onmogelijk de eerste niet ook te aanvaarden. Zie het onderstaande voorbeeld:
Figuur 2.20
Als je aanvaardt dat elke Nederlander een fan is van Johan Cruijff en je aanvaardt dat Klaas een Nederlander is, moet je ook aanvaarden dat Klaas een fan is van Johan Cruijff. Anders gezegd, het is onmogelijk dat Klaas geen fan is van Johan Cruijff als hij een Nederlander is en alle Nederlanders fan zijn van Johan Cruijff. Deze relatie tussen de premissen en de stelling wordt geldigheid genoemd. Een redenering is technisch gezien geldig als de stelling niet onwaar kan zijn als de premissen waar zijn.
Als je goed naar het voorbeeld kijkt, zal het je opvallen dat het even goed werkt voor Piet als voor Klaas. We kunnen zelfs alles over Nederlanders en Johan Cruijff weglaten. Dan zien we dat het niet om de betekenis van de gebruikte termen gaat, maar om de logische structuur van de redenering:
Figuur 2.21
Figuur 2.22
De oorspronkelijke redenering is volkomen overtuigend, ook als je niet weet wie Klaas is, omdat de logische vorm de afleiding van de stelling lijkt te garanderen.
- Een deductieve redenering is een redenering die geldig is dankzij haar logische vorm.
Anders gezegd probeert een dergelijke deductieve redenering je van de premissen naar de (hoofd)stelling te dwingen louter door de manier waarop de redenering is opgezet. Als de structuur correct is en je de premissen aanvaardt, kun je niet anders dan ook de stelling aanvaarden. Is de structuur niet correct, dan heb je te maken met een ongeldige deductieve redenering.
Deductieve redeneringen spelen een zeer belangrijke rol in de logica en verwante vakgebieden zoals wiskunde en informatica. Een groot en vaak zeer technisch subgebied van de logica, de formele logica, is gewijd aan het onderzoek van deductieve redeneringen.
Deductieve redeneringen komen we vaak tegen in de gesprekken van alledag, maar in het algemeen gaat het daarbij om een beperkt aantal typen. De meeste redeneringen die we in het dagelijks leven gebruiken, zijn niet deductief. Als we vast willen stellen in welke mate de bijbehorende stellingen worden gegarandeerd, moeten we niet alleen naar de logische vorm kijken; we moeten ook weten wat de betekenis is van de gebruikte termen en daarbij moeten we kennis hebben van het gebied dat door deze termen wordt beschreven.
Met de meeste dagelijkse redeneringen wordt geen geldigheid nagestreefd; het is veeleer de bedoeling om de aanvaardbaarheid van de stelling te verhogen dan om deze te garanderen. Er zijn veel soorten niet-deductieve redeneringen, maar we hebben het meestal over inductieve redeneringen (waarbij gebruik wordt gemaakt van extrapolatie of generalisatie) en abductieve redeneringen (waarbij het gaat om het geheel of gedeeltelijk verklaren van gegevens).
Zie ook:
- Basisbegrippen Redeneerpatronen, Inductieve redenering, Abductieve redenering en Drogreden
- Redeneerpatronen in de Rationale Gids
- Wiki bij Rationale: http://www.reasoninglab.com/rationale-wiki/
Basisbegrip 21: Inductieve redenering
Logici maken veelal onderscheid tussen drie soorten redeneringen – deductie, inductie en abductie – waarvan de inductieve redenering waarschijnlijk het meest wordt gebruikt en de meest bruikbare resultaten oplevert.
- Een inductieve redenering is een redenering waarbij vanuit een bepaalde situatie (de ‘bron’) wordt gegeneraliseerd of doorgeredeneerd naar een algemenere of verwante situatie (het ‘doel’).
Stel bijvoorbeeld dat je een doos met bonbons hebt gekregen, die allemaal in een bruin glimmend papiertje zijn gewikkeld. Je maakt er twee open en wanneer je ze opeet, ontdek je dat ze allebei een karamelvulling hebben. Als je naar aanleiding daarvan concludeert dat alle bonbons in de doos een karamelvulling hebben, is dat een inductieve gevolgtrekking, waarbij je op basis van de bonbons die je hebt geproefd een algemene conclusie trekt over alle bonbons in de doos (de gehele ‘populatie’).
Inductieve generalisatie
Dit type inductieve redenering, waarbij naar aanleiding van een steekproef een conclusie wordt getrokken over een hele populatie, wordt ook wel een inductieve generalisatie genoemd. Iedereen kent ze, want in het nieuws komen ze veel voor. Als je bijvoorbeeld hoort dat 87% van de Amerikaanse bevolking het verschil tussen soennieten en sjiieten niet kent, is dat een inductieve generalisatie, waarbij op basis van een steekproef van pakweg 300 mensen uit Iowa of Ohio een uitspraak wordt gedaan over hun 300 miljoen landgenoten.
Bij inductieve redeneringen gaan we ervan uit dat de wereld waarneembare patronen bevat. Wanneer je een inductieve gevolgtrekking maakt, hoop je dat de nieuwe situatie een voortzetting van het bekende patroon zal zijn. Met een beetje geluk of verstand heb je een patroon geïdentificeerd dat inderdaad bestaat.
Statistisch syllogisme
Een inductieve redenering kan ook andersom verlopen, van algemeen naar specifiek. Stel dat je de verleiding niet kon weerstaan en tien bonbons uit de doos hebt gegeten, die allemaal een karamelvulling bleken te hebben. Je pakt er nog één, waarbij je jezelf uiteraard belooft dat het de laatste wordt. Als je ook deze keer karamel verwacht, ga je ervan uit dat met deze laatste bonbon het patroon van de eerste tien wordt voortgezet. Dit soort inductieve gevolgtrekking, van een meer algemene bewering naar een specifiek geval, wordt een statistisch syllogisme genoemd.
Analogie
Een derde veelgebruikte soort inductieredenering is het gebruik van een analogie. Bij een analogieredenering maken we gebruik van het feit dat twee specifieke situaties op elkaar lijken en passen we kennis van de ene situatie toe op de andere. Stel bijvoorbeeld dat je één bonbon met een bruin glimmend papiertje eromheen hebt gegeten en dat daar karamel in zat. Je pakt er nog één en terwijl je die uitpakt, zeg je tegen jezelf: ‘Deze bonbon lijkt precies Analyseren 60 op de vorige. Er zal ook wel karamel in zitten.’ Waarschijnlijk zonder het te weten heb je daar een analogiegevolgtrekking gemaakt.
Redeneringen op basis van analogie hebben uiteraard ook serieuzere toepassingen. De overeenkomsten tussen het Amerikaanse militaire optreden in Vietnam en dat in Irak zijn al vaker opgemerkt. Je zou kunnen redeneren dat, aangezien de oorlog in Vietnam eindigde met een vernederende terugtrekking van de VS, en aangezien de oorlog in Irak precies op die in Vietnam lijkt, de VS zich te zijner tijd ook vernederd zullen moeten terugtrekken uit Irak.

Figuur 2.23
Inductieve redeneringen kunnen net als alle andere soorten redeneringen worden weergegeven in een redeneerschema. Als een dergelijke redenering geheel inzichtelijk wordt gemaakt, blijkt er altijd sprake te zijn van een premisse die een overeenkomst aangeeft tussen de bronsituatie en de doelsituatie.
Inductieve redeneringen kunnen er altijd naast zitten, omdat de realiteit niet altijd blijkt te voldoen aan het patroon dat we denken te hebben gevonden. Zo heeft men in Europa eeuwenlang geloofd dat alle zwanen wit zijn, wat een op zich redelijke inductieve generalisatie is op basis van de zwanen die men hier aantreft. Later werden in Australië echter zwarte zwanen gevonden en werd de generalisatie ontkracht door de natuur met haar oneindige subtiele variaties.
Hoe kun je bepalen in hoeverre een inductieve redenering betrouwbaar is? Op die vraag is geen algemeen antwoord mogelijk, maar wel is er veel diepgaand onderzoek gedaan naar inductieve redeneringen. Om zelf dergelijk onderzoek te kunnen doen, moet je iets afweten van kansberekening, statistiek en de wetenschappelijke methode.
Zie ook:
- Basisbegrippen <Redeneerpatronen, Deductieve redenering, Inductieve redenering, Abductieve redenering en Drogreden
- Redeneerpatronen in de Rationale Gids
- Wiki bij Rationale: http://www.reasoninglab.com/rationale-wiki/
links
Basisbegrip 22: Abductieve redenering
Je bent aan het wandelen in het park en ziet een jong vogeltje op de grond liggen. Wanneer je omhoog kijkt, zie je een nest met een grote vogel die onrustig naar beneden kijkt. Je hoort ook getjilp uit het nest komen. Je voor de hand liggende conclusie is dat het pasgeboren vogeltje uit het nest is gevallen.
Dit is een voorbeeld van abductief redeneren. Abductief redeneren is in feite redeneren op basis van gegevens in de richting van een situatie of ‘hypothese’ die als verklaring voor genoemde gegevens of hypothese kan gelden. In dit voorbeeld heb je het vogeltje niet uit het nest zien vallen, maar heb je afgeleid dat dit waarschijnlijk gebeurd is uit het feit dat er een hulpeloos, pasgeboren vogeltje op de grond ligt onder een nest met een moedervogel en andere jonge vogeltjes.
- Abductief redeneren is afleiden dat een bepaalde hypothese waar is omdat hij aanwezige gegevens causaal verklaart.
Figuur 2.24
De term ‘abductief’ is afgeleid van het Latijnse ab (van) en duco (leiden), wat inhoudt dat men abductief ‘terugredeneert’ vanaf een bepaald verschijnsel naar een eerdere gebeurtenis die het verschijnsel veroorzaakt.
In de eenvoudigste vorm gaat het bij abductief redeneren om één hypothese en gaat men ervan uit dat de hypothese het gegevene wel of niet verklaart. Soms is er sprake van meerdere hypothesen (bijvoorbeeld: een vogeltje is uit het nest gevallen; een vogeltje is uit het nest gegooid; een vogeltje is door een onderzoeker op de grond gezet; enzovoort). De meest waarschijnlijke hypothese wordt als de waarheid aangenomen. In deze uitgebreide vorm wordt abductief redeneren ook wel ‘afleiden tot de beste verklaring’ genoemd.
Abductief redeneren komt vaak voor. Het is de meest gebruikte vorm van redeneren in gebieden zoals:
- Het stellen van een medische diagnose, waarbij de arts de bron van de diverse symptomen van een patiënt probeert vast te stellen.
- De wetenschap, die als een van de hoofddoelen het beschrijven van de oorzakelijke structuur van de wereld heeft en waarin wetenschappers voortdurend de waarheid van causale proposities proberen af te leiden (bijvoorbeeld dat aids wordt veroorzaakt door een infectie met hiv).
- Het oplossen van problemen, waarbij we de onderliggende oorzaak van een bepaald probleem proberen vast te stellen, zoals een auto die niet wil starten.
In de basisvorm vertoont abductief redeneren een opmerkelijke overeenkomst met het deductieve redeneerpatroon dat de drogreden van de bevestiging van de consequens wordt genoemd. De structuur daarvan is als volgt: in geval van P volgt Q; als Q waar is, is er dus sprake van P. Bijvoorbeeld: als het regent, is het nat buiten; het is nat buiten, dus regent het. De bevestiging van de consequens is een bekende drogreden in de deductieve logica; oppervlakkig gezien hebben we te maken met een geldige deductieve redenering, maar de premissen garanderen de stelling niet (het kan buiten bijvoorbeeld nat zijn omdat de sneeuw smelt).
Dat wil echter niet zeggen dat abductie in alle gevallen een misleidende vorm van redeneren is. Een abductieve redenering ‘garandeert’ de stelling weliswaar niet, maar maakt deze wel waarschijnlijker. De mate waarin dit gebeurt bepaalt de kracht van de redenering en deze hangt af van de betrouwbaarheid van de gegevens, de aannemelijkheid van de hypothese als verklaring van de gegevens en de relatieve aannemelijkheid van alternatieve hypotheses. Conclusies worden voorlopig of tijdelijk getrokken omdat de gegevens altijd kunnen veranderen of omdat zich een andere, meer aannemelijke hypothese kan aandienen.
Zie ook:
- Basisbegrippen Redeneerpatronen, Deductieve redenering, Inductieve redenering en Drogreden
- Redeneerpatronen in de Rationale Gids
- Wiki bij Rationale: http://www.reasoninglab.com/rationale-wiki/
links